De toets begint de zondebok van het onderwijs te worden. Zo lees je dat de Cito eindtoets kinderlevens dupeert en hoor je in discussies dat het nationaal eindexamen talenten van jongeren te kort doet. Het idee heerst dat toetsen slecht zijn. Maar maken we ons er niet te makkelijk van af door de toetsen de schuld te geven?
METEN IS WETEN. MAAR WAT WILLEN WE EIGENLIJK METEN EN METEN WE DAT OOK?
Als meten weten is, wat willen we dan eigenlijk weten? De Cito eindtoets wordt ingezet om te weten te komen wat kinderen kunnen na 8 jaar basisschool. Met het nationaal eindexamen controleren we of jongeren klaar zijn voor de volgende stap. Kortom, we meten om te controleren of leerlingen goed genoeg zijn voor een bepaalde vervolgstap.
Maar wat verstaan we hier precies onder? Wat is de norm? En meten we dat wel met deze toetsen? Dit zijn nogal complexe vragen. Maar zonder dat ik het gehele discours hierover uiteenzet, kunnen we in ieder geval concluderen dat een enkele toets geen recht kan doen aan die complexiteit. Daarbij kun je je sowieso afvragen of dit soort toetsen, in een tijd waarin we eindeloos veel verschillende mogelijkheden hebben om te meten, wel de meest effectieve manier zijn om te meten.
Het is maar zeer de vraag is of de Cito eindtoets en het centraal eindexamen op informatie opleveren waarmee we iets kunnen zeggen over het vermogen van een leerling en zijn of haar readiness voor de volgende stap.
WE METEN HET VERMOGEN OM TE LEREN EN TE REPRODUCEREN
De toetsen zeggen vooral iets over het kennisniveau van de leerling op een specifiek moment. Ze zeggen bijvoorbeeld niets over creatieve vaardigheden of de manier waarop een leerling zich heeft ontwikkeld.
Daarom lijken deze toetsen me niet de beste manier om te weten te komen of iemand klaar is en/of goed genoeg voor een bepaalde volgende stap. De kennis die we meten is namelijk grotendeels tijdelijk – je moet mij bijvoorbeeld niet meer vragen om het verloop van celdeling tot in detail te beschrijven of een werkwoordrijtje Duits op te dreunen, terwijl ik voor zowel biologie als Duits een nette 7 scoorde op het eindexamen.
Op basis van het feit dat ik die kennis ooit had is wel bepaald dat ik naar de universiteit mocht. Dan kun je stellen dat het feit dat ik die informatie toen kon reproduceren iets zegt over mijn vermogen om te leren, maar dan moeten we ook zeggen dat dat is wat we meten en meer niet. En dat is dus niet wat we eigenlijk wilden weten.
TOETSEN ALS LEERMIDDEL IN PLAATS VAN CONTROLEERMIDEEL
Daarom is het beter om andere manieren te vinden om erachter te komen waar een leerling staat en of hij of zij klaar is voor de volgende stap. Inmiddels houden we ontzettend veel informatie bij over de voortgang van leerlingen gedurende hun schoolcarriere. Op basis van deze kwalitatieve en kwantitatieve gegevens kunnen we wellicht veel betere uitspraken doen over wat een leerling nodig heeft en waar hij of zij toe in staat is. Daarnaast blijkt de input van docenten (niet alleen die van groep 8!) ook erg waardevol te zijn bij het inschatten van het vermogen van leerlingen.
Is de juiste conclusie hier dan om het gebruik van toetsen maar in het geheel af te schaffen? Ik denk het niet. Toetsen zijn namelijk hele fijne hulpmiddelen. Als je in een auto zit is het fijn om te toetsen hoe hard je rijdt, als je een taart bakt is het goed te weten hoe heet de oven is en als je aan het sparen bent voor een nieuwe fiets is het fijn om te weten hoe ver je bent. Een toets kan je helpen om in te schatten waar je staat, zodat je kunt bepalen wat je volgende stap wordt en wat je nodig hebt. Je gebruikt een toets dan om te leren in plaats van te controleren.
Ik pleit voor het gebruik van formatieve toetsen in plaats van summatieve toetsen. Dit is volgens mij de belangrijkste verandering die we moeten doorvoeren in het onderwijs: toetsen om te leren in plaats van te controleren. Zodat leerlingen straks verzuchten “Ha eindelijk, toetsweek, dan weet ik weer even waar ik sta.”