Al sinds ik me bewust ben van mijn leerproces, vraag ik me af hoe het onderwijs ervoor zou kunnen zorgen dat alle leerlingen gemotiveerd naar school gaan. Dat je kunt leren over wat je interessant vindt en op je eigen niveau werkt. Ik droom van een adaptief systeem, vol routes die leerlingen zelf kunnen bewandelen op hun eigen tempo. Met behulp van Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) kunnen we een groot deel hiervan bewerkstelligen, daar ben ik van overtuigd.
Toen ik op de basisschool zat was er nog niet zoveel inzicht in hoe je persoonlijke leerroutes vormgeeft. Was je halverwege groep 6 eigenlijk al klaar met de leerstof voor taal? Dan werden de materialen uit groep 7 aangerukt en had je tegen de tijd dat je in groep 8 zat niet veel meer te doen dan ellenlange verhalen schrijven en de schoolbibliotheek uitlezen – wat overigens ook leuk kan zijn. Was de officiële rekenmethode voor jou niet uitdagend genoeg? Dan sloeg je de helft van de opdrachten maar over. Zat je daar, nog sneller klaar dan daarvoor, en nog steeds niet uitgedaagd. Het werd soms wel geprobeerd – een jongetje dat wat meer aankon, kreeg een wiskundeboek voorgeschoteld en werd gesommeerd de opdrachten te maken. Zonder verdere uitleg. Uiteraard zullen er enige genieën onder ons zijn die zich hier raad mee weten, maar het lijkt mij niet de juiste oplossing.
Er is natuurlijk ook een andere kant van het spectrum, die even belangrijk, al dan niet belangrijker is. Waren de opdrachten in het boek (of op de ’taakbladen’, ik zat tenslotte op het Montessori) te uitdagend voor je? Dan had je misschien wel een groter probleem dan de leerlingen die er hun hand niet voor om draaiden. Een trede lager bestond namelijk niet echt, dus met hulp van de leerkracht worstelde je je door de sommen heen. Wellicht dat de enkele leerling voor wie de stof precies hun ‘zone of proximal development‘ raakte, gemotiveerd naar school ging. Ik denk dat een groter deel, bewust of onbewust, een stuk minder gemotiveerd was. Hoewel er inmiddels wordt gewerkt met drie niveaus in de klas, vraag ik me af of dit de motivatie sterk heeft verbeterd. Naar mijn idee kan de motivatie van alle leerlingen met een simpele ’truc’ in één klap worden gelanceerd.
Deze ’truc’ is het aansluiten bij ieders ‘zone of proximal development’; de zone waarin kinderen hun eigen kunnen met een kleine ondersteuning naar een hoger niveau tillen. Het onderwijs, zo stelt Vygotsky moet gebruikt worden om aan te sluiten bij de ‘zone of proximal development’ van een kind. Dit is voor elk kind een ander punt – nét boven hun beheersingsniveau. Daarom heeft ieder kind een eigen leerroute nodig.
Oei, het invoeren van 30 leerroutes of niveaus is toch even andere koek dan de drie huidige niveaus. Zie je het als leerkracht al voor je? Ik snap dat je daar niet echt warm voor loopt, en ik zie dat het niet haalbaar is.
Daarom pleit ik voor een hulpmiddel in de vorm van Informatie- en Communicatietechnologie (ICT). Hoewel dit weerstand op kan roepen, hoeft het helemaal niet ingewikkeld te zijn. Het OECD (Organisation for Economic Co-operation and Development) bracht in september een rapport uit over het gebruik van digitale middelen in het onderwijs. Op dit moment zorgt dat volgens hen niet voor betere leerprestaties. Eén van hun conclusies luidt:
‘We have not yet become good enough at the kind of pedagogies that make the most of technology; adding 21st century technologies to 20th-century teaching practices will just dilute the effectiveness of teaching’. (p. 3-4)
Ik denk dat er inderdaad nog een omslag plaats moet vinden voordat ICT ons op de goede manier kan begeleiden in de onderwijspraktijk. Dit is niet een omslag die over één nacht ijs gaat. Maar denk eens aan wat het ons kan opleveren. We kunnen simpel beginnen, en misschien is dat zelfs genoeg. Met behulp van apps voor bijvoorbeeld rekenen en taal kunnen álle leerlingen uitgedaagd worden, op het juiste niveau. Wanneer deze apps zo worden geprogrammeerd dat ze adaptief zijn, en dus het niveau van de leerling kunnen inschatten, kan er verdieping, verbreding, of juist herhaling van de stof worden aangeboden. Zie het als de lesmethode van de toekomst: in plaats van een boek heb je nu een tablet met een digitale lesmethode, die beter kan inspelen op het kind als individu. Dit sluit niet uit dat de leerkracht geen klassikale instructie meer geeft, of dat er geen groepsactiviteiten meer zijn – het helpt ons alleen bij het motiveren van alle leerlingen, door te zorgen dat ze zin krijgen om verder te leren. Naar mijn idee is het motiveren van leerlingen hét doel van het gebruik van ICT in het klaslokaal, waarbij het een aantal andere dingen zoals het bijhouden van resultaten en het maken van toetsen ook kan vergemakkelijken – maar zo ver hoeven we hier niet te gaan.
Sommigen zullen zeggen dat ik het nu heb over gepersonaliseerd leren. Esther was in haar blog op zoek naar een definitie van gepersonaliseerd leren, en concludeerde dat dit niet eenduidig, en voor iedereen persoonlijk is. De uiteenlopende definities van gepersonaliseerd leren komen naar mijn idee voort uit de onvatbare breedte van dit begrip. Een persoon is zoveel meer dan bijvoorbeeld taal en rekenen, en het woord ‘gepersonaliseerd’ probeert dit allemaal te omvatten. Daarom noem ik het gebruik van ICT voor de zojuist omschreven doeleinden adaptief leren, met een focus op reken- en taalonderwijs. Bij gepersonaliseerd leren gaat het nog een stapje verder – dat raakt wat mij betreft ook de vraag of rekenen en taal (en in minder mate andere vakgebieden die als ‘basis’ worden gezien) voor ieder kind de kern van het onderwijs zouden moeten zijn. Of impliceert het dat zelfs deze kern van het onderwijs op het individu aangepast zou moeten worden? Dan is er voor het ene kind ruimte voor de ontwikkeling van creatieve talenten, terwijl bij het andere kind de cognitieve ontwikkeling centraal staat. Voor nu houd ik het klein, maar dit geeft zeker stof tot nadenken – wordt vervolgd.