Alleen motivatie is niet genoeg. Het kind moet ook een bepaalde mate van zelfstandigheid hebben en weten wat het moet doen en hoe het de taak kan aanpakken. Dit zijn cognitieve en metacognitieve vaardigheden of leerstrategieën (Kostons, Donker, & Opdenakker, 2014).
Cognitieve leerstrategieën zijn het kunnen leren, onthouden, verwerken van informatie en integreren van nieuwe informatie bij bestaande kennis. Een voorbeeld is het kunnen activeren van voorkennis bij een les begrijpend lezen.
Metacognitie verwijst naar het managen van het eigen leren, bijvoorbeeld plannen, reflecteren en bijsturen. Deze vaardigheden liggen op een ‘hoger niveau’ en zijn algemener van aard dan de cognitieve leerstrategieën. Ze kunnen worden ingezet voorafgaand, tijdens en na afloop van het uitvoeren van een taak. Een voorbeeld is het maken van een planning of kunnen reflecteren op het leerproces.
Ook de executieve functies spelen een rol. Deze functies regelen ‘het doen’. Zonder deze functies is goed georganiseerd gedrag dan ook niet mogelijk. De executieve functies regelen onder andere het starten met een taak en het vasthouden van de aandacht. Het gaat bijvoorbeeld om impulsbeheersing, concentratie, flexibiliteit en prioriteiten stellen. Hiernaast lees je meer over executieve functies.