IQ: een kwestie van karakter? (boek van Paul Tough)
Ik ben in shock. Ik lees ‘Een kwestie van karakter’ van Paul Tough. In hoofdstuk 2 (pagina 98-99) omschrijft hij het onderzoek van Clingman & Fowler uit 1976 genaamd ‘The Effects of Primary Reward on the I.Q. Performance of Grade-School Children as Function of Initial I.Q, Level’. Uit dit onderzoek bleek dat kinderen, die geen M&M voor een goed antwoord kregen, na een eerste IQ-test in de categorie laag (gemiddeld IQ van 79) vielen. Na een tweede IQ-test, waarbij ze wel na elk goed antwoord een M&M kregen, scoorden zij gemiddeld een IQ-score van 97. Welke score is dan juist? 79 of 97?
Wat willen we in het onderwijs toch met deze parameter? Wat baseren we er allemaal wel niet op? Op wij-leren.nl schrijft Lisanne van Nijnatten: “Er is veel onderzoek gedaan naar de voorspellende waarde van het IQ voor schoolprestaties, sociaal-emotioneel functioneren, beroepskeuze enzovoort. Het blijkt dat IQ maar in geringe mate voorspelt hoe iemand op school of studie presteert.”. Tough schrijft hierover dat de kinderen die in de eerste instantie een gemiddeld IQ van 79 scoorden weliswaar een gemiddeld IQ van 97 hadden (dat scoorden ze immers later), maar dat deze kinderen dus laag scoorden op “de kwaliteit die ervoor zorgt dat iemand hard zijn best doet voor een IQ-test zonder duidelijke beloning in het vooruitzicht.”
Deze ‘kwaliteit’ zoekt Tough vervolgens verder uit in zijn boek. De term zorgvuldigheid wordt uitgewerkt. In de organisatiepsychologie is gebleken dat de dimensie zorgvuldigheid het best voorspelt wie er op de werkvloer succesvol zal zijn. Ook is mate van zorgvuldigheid voorspellend voor succes op de middelbare school en op vervolgopleidingen.
Leerlingen met de hoogste cijfers scoren het laagst op creativiteit en onafhankelijkheid.
Aan zorgvuldigheid worden termen gekoppeld als verantwoordelijkheid, ordelijkheid, vastbeslotenheid, geen neiging tot dagdromen. Volgens sommigen is dit een teken dat school bedoeld is om een ‘gehoorzaam proletariaat’ te scheppen. Bowles en Gintis (1976) ontdekten dat de leerlingen met de hoogste cijfers ook degenen waren die het laagst scoorden op creativiteit en onafhankelijkheid. Dit herken ik bij mezelf.
De vraag is: Hoe gaan we om met deze spanning in een tijd waarin problemen complexer worden en de behoefte aan eigenzinnige, creatieve geesten groter wordt?
De lijst van ‘sterke karaktereigenschappen’ van Peterson, Duckworth, Randolph en Levin (2008), die allemaal te ontwikkelen zijn in elk mens, geeft mij nog de meeste houvast geloof ik:
- Doorzettingsvermogen
- Zelfbeheersing
- Spirit
- Sociale intelligentie
- Dankbaarheid
- Optimisme
- Nieuwsgierigheid
Misschien moeten we eens een DZSSDON-test voor het onderwijs voor ontwikkelen?
Het boek van Paul Tough is te koop bij bol.com.